Er is iets aan Spanje dat me blijft trekken, zelfs als ik er niet ben. Soms, midden in een drukke dag, dwaalt mijn hoofd ineens af — naar dat land waar de zon altijd net iets warmer lijkt te schijnen.
Ik probeer mezelf wijs te maken dat ik heus wel zonder kan, zonder die zee, dat licht, die sangria. Maar zodra ik eraan denk, voel ik het alweer: de warmte op mijn huid, het geluid van golven ergens ver weg. En dan weet ik het. Het strand roept. Nog even, en ik luister.
Voor mij begint dat gevoel altijd in La Carihuela — dat charmante stukje kust tussen Torremolinos en Benalmádena waar het leven vanzelf een tandje langzamer gaat.
De zee schittert, de vissersbootjes wiegen loom in het water en ergens sist een grill met verse sardientjes. De geur van vis, zee en zonnebrandolie — een combinatie die nergens anders zo goed werkt als hier.
De boulevard daar is geen gewone boulevard. Het is een levend toneel. Overdag vol zonnehoedjes, slippers en gelach van mensen die even alles zijn vergeten.
En ’s avonds… ach, dan verandert alles. De lucht kleurt eerst zachtroze, daarna diep oranje, en de zon verdwijnt langzaam achter de heuvels alsof ze met tegenzin afscheid neemt. Het geroezemoes wordt zachter, de muziek uit de strandtentjes krijgt een zwoel randje en de lichten van de terrasjes fonkelen als kleine beloftes van een lange nacht.
Ik zie het al helemaal voor me: mijn lief naast me, een glas Sangria in de hand, voeten in het zand, en de geur van zee die overal doorheen waait.
We wandelen langzaam, stoppen af en toe om iets te zeggen of gewoon niets te zeggen. Soms luisteren we alleen naar dat geluid van golven dat nooit ophoudt — alsof de zee zelf fluistert: blijf nog even.
En dan “Playa Pilar”. Dat strand waar het zand zo fijn is dat het bijna zijde lijkt. Daar liggen we, allebei half weggezakt in de warmte, zonnebrillen scheef, gedachten los. Geen agenda, geen haast. Alleen de zon, het geluid van de zee, en elkaar.
’s Avonds, als de temperatuur precies goed is en de boulevard langzaam volloopt met mensen die zich laten meevoeren door de avond, voelt alles even tijdloos.
De obers schuiven stoelen bij voor families die nog wat tapas willen — gamba’s, albóndigas, patatas bravas. Een straatmuzikant speelt zachtjes Bésame Mucho, en ergens ruik je verse churros met kaneel. Iedereen lijkt te glimlachen, zelfs de zee.
Ik kan niet wachten om daar weer te zijn. Om weer te horen hoe de golven klinken als de wereld even stilvalt. Om weer langs het water te lopen en te denken: ja, dit is het leven op z’n best — zout op je lippen, zon op je huid, en nergens anders hoeven zijn dan precies hier.