Laatst stond ik in de rij bij de bakker, rustig in m’n eigen wereldje, te dromen over croissants die niet naar karton smaken, toen er ineens een oudere man naast me ging staan. Van die vriendelijke ogen, zongebruind hoofd, een petje met World’s Best Grandpa en – jawel – een rollator.
‘Jij bent toch van de oude mavo in Ermelo?’ vroeg hij ineens.
Ik knik beleefd, want ja, dat klopt. Tot zover niks geks.
‘Wij zaten bij elkaar in de klas! De 2de, met die leraar Duits die altijd naar sigaren rook!’
Pardon?!
Ik voel mijn gezicht vertrekken in een soort geforceerde glimlach. Mijn hersenen draaien overuren. Ben ik in een tijdmachine gestapt? Zit ik in een verborgen camera-show? Of is deze man gewoon heel, héél vroeg oud geworden?
Want kijk, ik ben nog springlevend hoor. Geen leesbril, geen kunstheup, en ik kan zonder hijgen drie trappen op. (Oké, lichte hijg. Maar geen astma-hijg, meer een sportieve ‘ik-leef-nog!’-hijg.) En nu staat hier dus iemand die eruitziet alsof hij met Abraham zelf nog hand in hand naar school liep, te beweren dat wij tegelijk op school hebben gezeten.
Het is een klap. Een genadeloze tik op je jeugdgevoel. Alsof je ineens ontdekt dat Tamagotchis al in een museum liggen. Of dat kinderen van nu niet weten wat MSN was. Je gaat oprecht aan jezelf twijfelen.
Misschien ben ik ook wel ouder dan ik denk. Ik heb laatst immers drie minuten lang gezocht naar mijn bril terwijl hij op m’n hoofd zat. En ik heb oprecht genoten van het feit dat mijn nieuwe waterkoker sneller kookt dan de oude. (Ik heb er foto’s van gestuurd naar vrienden. Ze waren niet onder de indruk.)
Maar toch. Ik ben er nog niet aan toe om mezelf als “oud” te bestempelen. Ik drink nog wijn uit flessen zonder schroefdop. Ik heb een TikTok-account. (Al doe ik er niks mee. Maar ik heb het.) En ik weet nog hoe het voelt om brak wakker te worden op een luchtbed na een festival. Dat telt toch?
Dus hoe durft deze vriendelijk ogende bejaarde te beweren dat hij míjn klasgenoot was? Ik wilde hem bijna vragen: ‘Was jij dan die stille jongen op de achterste rij? Of die gozer die altijd de wc-bril opwarmde voor de volgende?’ Maar ik hield me in. Want zo ben ik dan ook wel weer.
‘Ja, we zaten samen bij Engels,’ ging hij vrolijk verder. ‘Met mevrouw Verhoeven, die met dat knotje en die eeuwige koffieadem. Weet je nog?’
O god, ik weet het nog. En dat bevestigde alles.
Hij wás van mijn klas. En ik ben dus, bij deze, officieel oud.
De rest van de dag liep ik met grote verwarring rond. Ging ik mijn LinkedIn-foto bekijken (moet écht geüpdatet worden), zocht ik op Google: hoe oud zie ik eruit voor anderen? En eindigde ik met het invullen van een quiz: Ben jij mentaal nog jong of al een boze Boomer? (Spoiler: ik ben een “vroegrijpe ziel met lichte neigingen tot mopperen”.)
Kijk, ik heb niks tegen ouder worden. Echt niet. Ouder worden is een voorrecht. Maar er zit toch een verschil tussen een paar rimpels en iemand die denkt dat je net als hij al met pensioen bent. Toch?
Dus lieve mensen, als je ooit iemand herkent uit je jeugd, check dan even of jullie levensfases nog een beetje matchen voor je enthousiast begint over “die goeie ouwe tijd”. Want die goeie ouwe tijd… die is voor mij nog maar net voorbij. Denk ik.
Nou ja, ik ga even mijn knie insmeren. Hij doet weer raar als het gaat regenen.
Heel mooi! Paul word nooit vergeten. Paul in mijn hart leven we samen verder!