Het nieuwe jaar was nog maar net begonnen, maar de feestvreugde van de afgelopen weken voelde al als een verre herinnering. Slingers hingen half slap aan de muur, en de klok tikte onverbiddelijk verder. Het was januari, en zoals elk jaar bracht deze maand een gevoel van onrust met zich mee.
Ik zat in de kamer aan de tafel met een kop koude koffie voor me. Het was weer die tijd van het jaar. Nog een paar weken, en ik zou een jaartje ouder zijn. Het vooruitzicht van mijn verjaardag had ik ooit met blije spanning begroet, maar nu voelde het alsof er een onzichtbare last op mijn schouders drukte. Ik zuchtte.
“Elk jaar vliegt sneller voorbij dan het vorige,” mompelde ik tegen mezelf. “Hoe kan dat nou?”
Mijn gedachten dwaalden af. De kindertijd leek oneindig; zomervakanties duurden toen bijna een eeuwigheid. Maar ergens onderweg was de tijd een listige vijand geworden. Het voelde alsof ik altijd tijd tekortkwam. Er waren plannen die ik wilde uitvoeren, dromen die ik wilde najagen, en gesprekken die ik wilde voeren. Toch schoof ik ze steeds voor me uit, alsof de tijd oneindig was.
De waarheid was confronterend: het probleem is dat je denkt dat je tijd hebt.
Ik herinnerde me een gesprek met mijn oude buurman, meneer Hulleman. Hij was een wijs man met een hart vol verhalen en een leven vol lessen. Op een regenachtige dag had hij me eens toevertrouwd: “De toekomst is ook niet meer wat het geweest is, jongen. Vroeger droomde ik over alles wat ik nog zou doen. Nu droom ik over wat ik niet meer kan doen.”
Zijn woorden hadden me toen niet zo geraakt als nu. De toekomst had altijd gevoeld als een schatkist vol mogelijkheden, maar nu leek het meer op een zandloper waarvan het zand onzichtbaar wegglipte. Ik pakte een pen en begon op een willekeurig vel papier te schrijven. Wat wilde ik nog doen? Wat hield me tegen?
Een lijstje vormde zich langzaam:
- Eindelijk die roman schrijven waar ik al jaren over nadenk.
- Meer tijd doorbrengen met vrienden en familie.
- Mijn oude gitaar oppakken en weer muziek maken.
- En misschien… leren accepteren dat ouder worden niet het einde is, maar een kans om dingen anders te doen.
Mijn hand stopte met schrijven. Het was een bescheiden lijst, maar ergens voelde het alsof dit al jaren in me sluimerde. Wat had me tegengehouden? Angst? Gemakzucht? Of simpelweg het idee dat er morgen altijd een nieuwe kans zou zijn?
Ik dacht aan de mensen die ik had verloren: een vriend die te vroeg was gegaan, mijn oma die nooit de kans kreeg om haar dromen na te jagen.
Zij hadden geen tijd meer.
Terwijl ik naar de sterren keek, realiseerde ik me dat het niet alleen om grote plannen ging. Het ging om de kleine dingen. Een goed gesprek, een warme lach, een spontaan moment van vreugde. Tijd hebben was geen garantie; het was een geschenk. En zoals met elk geschenk, moest je het koesteren en benutten zolang het kon.
Bij thuiskomst nam ik een besluit. Geen grote beloften, geen voornemens die in de vergetelheid zouden raken. Maar morgen zou ik iets doen dat betekenisvol voelde. Iets waar ik normaal geen tijd voor zou maken. En overmorgen weer. Niet omdat ik dacht dat ik tijd had, maar juist omdat ik wist hoe kostbaar het was.
De toekomst was misschien niet meer wat het geweest was, maar dat betekende niet dat het niets meer kon zijn.